Naast het schoon houden van je auto, is het hebben van voldoende aandacht voor de techniek minimaal net zo belangrijk om er zo lang mogelijk zo zorgeloos mogelijk mee rond te tuffen.
Beginnen bij het begin: de koude start. Je auto (of eigenlijk de olie) heeft tijd nodig om op temperatuur te komen. Bij een koude start is de smerende werking van olie nog niet optimaal; bewegende delen krijgen het dan harder te verduren. Na ongeveer 15 kilometer of een dito aantal minuten (afhankelijk van je route) komt de motor in de buurt van ‘bedrijfstemperatuur’: op dit punt is de smering optimaal en kun je de motor zwaarder belasten.
Ga tot die tijd niet vol op het gas, vermijd hoge toerentallen (bij benzine max. 3.000, bij diesel 2.500) en, als het even kan, een directe snelwegoprit waar je meedoet met het 130 km/u rijdende verkeer.
Vermijd overigens ook te lage toerentallen: het mag dan conform het nieuwe rijden zijn, als je auto ‘bromt’ voelt ie zich (samen met de eveneens vrij kostbare aandrijflijn) niet in z’n element. Houd een ondergrens van 1.500 toeren aan, daaronder rap terugschakelen! Leg bij een koude motor ook de versnellingen met wat meer beleid in. Voornamelijk bij wat oudere auto’s merk je dat wanneer bedrijfstemperatuur wordt bereikt, de algehele rijbeleving soepeler en minder rumoerig (in sommige gevallen minder blikkerig) wordt. Dit is een goede graadmeter voor het kunnen aannemen van een wat actievere rijstijl.
Als je auto is uitgerust met een koelvloeistoftemperatuurmeter en deze de middenstand bereikt, weet je dat je op weg bent naar de bedrijfstemperatuur. Let wel: dit is (dus) geen aanduiding van olietemperatuur! Olie heeft ongeveer twee keer langer (diesel wat meer dan benzine, een grote motor wat meer dan een kleine) nodig om op temperatuur te komen. In sommige auto’s kun je deze (al dan niet via de boordcomputer) aflezen. Tot slot: als je een nieuwe auto hebt, volg dan de instructies voor het ‘inrijden’ goed op. Het voorkomt dat je straks bij iedere tankbeurt ook gelijk een litertje olie mag bijvullen.
Je weet natuurlijk dat ook banden, uitlaten, schokdempers, accu’s, wiellagers, remblokken, remschijven en turbo’s slijten. Vergis je echter niet in hoe sterk je rijstijl bepaalt hoe snel je bij de garage aan de beurt bent. Een paar tips:
Rijd anticiperend: nader je een landbouwvoertuig, verkeerslicht of rotonde? Bedenk dan of je het gaspedaal al kunt loslaten: wanneer je ‘rolt’, (be)spaar je remmen en brandstof. Kijk wel eerst even in de achteruitkijkspiegel of je hiermee geen medeweggebruikers hindert…Anticiperend rijden houdt overigens ook in dat je je aankomsttijd in de gaten houdt. Is de haast die je hebt wel noodzakelijk? Luchtweerstand neemt namelijk kwadratisch toe. Leuk dat je 130 km/u mág, maar kijk eens naar het verschil in brandstofverbruik wanneer je stelselmatig 100 km/u aanhoudt.
Rijd niet te veel korte stukjes: olie die niet voldoende opwarmt, zorgt voor ‘sludgevorming’ in de motor: dit klinkt vies, en dat is het ook: een soort mayonaiseachtige substantie die je tegenkomt wanneer je de dop van het oliereservoir verwijdert. Dit komt de kwaliteit van de motorolie niet ten goede. Na lange stukken rijden komt olie wél weer netjes in dezelfde vorm in het reservoir terug. Ook je uitlaat heeft te lijden onder kleine stukjes rijden. De motor kan dan niet voldoende warmte afgeven aan de uitlaat waardoor vocht (zichtbaar als condenspluimen in koude maanden) niet verdampt en zich in de uitlaat een weg naar buiten roest.
Een langer stuk rijden geeft de accu daarnaast weer voldoende puf om je in de koudere maanden niet in de steek te laten!
Rijd niet te lomp: spaar schokdempers, veren en wiellagers door verkeersdrempels niet als schans te gebruiken (heel soms liggen ze er trouwens met een reden) en stoepen niet te toucheren. Kijk ook of je die kuil in het wegdek bij voorkeur kunt omzeilen. Geef je versnellingsbak en koppeling een langer leven door versnellingen zonder te forceren (dus ook bij warme motor…) in te leggen en het koppelingspedaal bij wegrijden alleen ingedrukt te houden voor het allereerste beetje voorwaartse beweging (helemaal bij heuveltje op, en nu niet af laten slaan ;-).
Houd bij schakelen sowieso je koppeling niet langer ingedrukt dan noodzakelijk (als het goed is aan bod gekomen tijdens rijles). Als het even kan, zet bij stilstand de versnellingsbak dan ‘in z’n vrij’. Flink remmen op de motor door terug te schakelen spaart overigens je remmen; je koppeling vindt dit op den duur minder fijn. Probeer hier balans in te vinden.
Heb je een auto met turbo? Let dan op dat wanneer je ‘sportief’ rijdt, deze op een enorm toerental draait. Wanneer je de motor plotseling uitzet, valt ook de smering hiervan weg. Auto’s met start-stopsysteem gaan hier (als het goed is) slimmer mee om door de olie nog even rond te pompen. Je kunt het start-stopsysteem zekerheidshalve met een druk op de knop uitzetten.
En tenslotte de airco: probeer deze minimaal vijf minuten voor aankomst uit te zetten. Zo krijgt het systeem kans om op te drogen, bacterievorming tegen te gaan en daarmee de vieze muffe aircolucht. Je lijf krijgt daarnaast een minder grote klap wanneer je de buitenlucht weer instapt. Bij het wegrijden in een warme auto is het verstandig éérst even met de ramen open de eerste hitte weg te werken, om vervolgens de airco (met de ramen weer dicht…) aan te zetten.
Tot zover wat praktische tips. Heb je aanvullingen/ correcties? Mail deze dan even door naar info@autowasgids.nl